Les A02. Tonen en Noten Oefenen

In deze les een beetje muziektheorie en wat er zoal te oefenen valt


Speellijsten in Spotify en You Tube

Toonladders

Een toonladder is een opeenvolging van tonen in stijgende/dalende lijn
We kennen chromatische toonladders: alle toetsen op de piano (halfjes)
Do-re-mi-fa-so-la-si-do (majeur-toonladder, zie figuur)
Mineur toonladder / zigeuner toonladder
Chinese toonladder (zwarte toetsen)
Realiseer je, dat wanneer je van C naar D gaat, je eigenlijk een zwarte overslaat. Dus de afstand is een hele. Zo ook van D naar E, maar NIET van E naar F

Chromatisch betekent: altijd halfjes in totaal 7+5=12 toetsen
Majeur/Grote terts: 1, 1, ½, 1, 1, 1, ½ (do-re-mi-fa-so-la-si-do)
Mineur/Kleine terts: 1, ½, 1, 1, ½, 1, 1  (klinkt melancholisch)
Zwarte toetsen (pentatonisch): 1, 1½ , 1, 1, 1½ 
Vlooienmars is de bekende melodie maar ook de Beroemde black key etude Op.10 nr.5 van Fr. Chopin. We zien een grapje van Lang Lang, die met een sinaasappel de toetsen afwerkt en even later de etude normaal speelt. Let eens op zijn enorme handen.

Heel veel melodietjes zijn opgebouwd uit de witte toetsen, die dan bij de C (grondtoon) beginnen.
Moeder ligt een kip in het water
Altijd is kortjakje ziek
Zo’n stukje kan je ook in de mineur toonladder spelen, dan staat het in c-mineur.
De toevoeging C-groot (majeur), c-klein (mineur) in veel muziekstukken vindt hier zijn oorsprong
De Harmonieleer met die afspraken is tamelijk ondoorzichtig. Ze zijn gebaseerd op eeuwenoude tradities en die verander je niet zomaar.
Wij westerlingen zijn zeer gewend aan die toonladders en zodra we iets anders horen worden we onwennig. Maar muziek is zeer veranderlijk gebleken.

Schuiven

We kunnen op een piano 12 majeur toonladders creëren (en ook 12 mineur toonladders dus)
Dit betekent dat je IEDER stuk op 12 verschillende toonladders en dus hoogtes kunt spelen (transponeren heet dat)
Ieder stuk heeft op die manier zijn eigen Grondtoon en het zegt of een stuk in C majeur of in d-mineur staat. 
Als een zanger bijvoorbeeld een stuk heeft dat buiten zijn bereik ligt, dan kun je het in zijn geheel laten zakken/stijgen (transponeren)
Dat is fijn voor zo’n zanger, maar onhandig voor een pianist.

Bereiken en toonhoogtes

Om onderscheid te maken tussen de verschillende toetsenreeksen noemen we de centrale C (bij het sleutelgat dus) op de piano C4 en een octaaf verderop C5
Een piano heeft op die manier een bereik van A0 naar C8
Sopraan: C4 tot C6;  Alt: F3 tot F5; Tenor: C3-C5; Bas: E2-E4 (globaal!!)
De menselijke stem zit dus voornamelijk in het “Vier”-gebied
De A4 is de stemtoon of kamertoon, waarmee wordt afgestemd. Dat stemmen gebeurt vaak met een apje, maar klassiek gebeurt dat met een stemvork. Als je hem aanslaat trilt hij bij 440 keer per seconde (Hz).

Andere notaties en frequenties

Iedere toon heeft een bepaalde toonhoogte, die we ook frequentie noemen. In de tabel de verschillende notaties en de bijbehorende frequenties. Klassiek werk je met grote en kleine letters en streepjes, maar ik vind die indexaanduiding net zo gemakkelijk. Het enige wat je hoeft te onthouden is dat de C4 bij het sleutelgat van de piano zit. Daaronder zit de B3 (zie figuur). In de Tabel kun je een en ander vergelijken.

Kleuren

Een stemvork heeft een strakke toon, maar de meeste instrumenten hebben dat (gelukkig!) niet. Sopranen hebben bijvoorbeeld verschillende kleuren. Ze worden ingezet bij verschillende type opera’s.
Coloratuur, dramatisch, lyrisch
Dat geldt natuurlijk ook voor de tenoren: heldentenor, lyrische tenor.
Wat voorbeelden:
Koningin van de Nacht (WA Mozart): Der holle Roche, Elisabeth Schwarzkopf (er zijn vele opnamen)
Ah fuggi rapido (vlucht snel) (Ant Vivaldi), Cecilia Bartoli, een zeer flexibele zangeres
Pagelied (Mendelssohn), Francine van der Heijden, een typische liedstem. Let hier ook eens op de kleur van de oude "forte piano"

Pagenlied (Joseph von Eichendorff)
Wenn die Sonne lieblich schiene
Wie in Welschland lau und blau,
Ging’ ich mit der Mandoline
Durch die überglänzte Au’.
In der Nacht das Liebchen lauschte
An dem Fenster süß verwacht,
Wünschte mir und ihr, uns beiden,
Heimlich eine schöne Nacht.
Wenn die Sonne lieblich schiene
Wie in Welschland lau und blau,
Ging’ ich mit der Mandoline
Durch die überglänzte Au’

Ook violen kunnen kleuren (meestal geldt hoe duurder hoe mooier…..)

Oefenen

Oefenen is oneindig belangrijk. Ik had er natuurlijk een hekel aan. Maar als je wat ouder bent realiseer je dat speciale etudes je het mogelijk maken om later stukken te spelen die je mooi vindt.

Piano

Gebroken akkoorden etude met een melodie: Etude 9, Op. 45 (Heller), Jan Vermeulen
Toonladders (vond ik vreselijk!): Etude nr. 17, Op. 740 (Czerny), Fred Oldenburg. Echt een snelheidsmaniak
Gescheiden stemmen: Chopin etude nr.3 Op.10, e-klein (Tristesse), Maurizio Pollini. Dit is een oefening in zangerigheid. 
En dan ook nog even een etude Op. 25 nr 1. met Lang Lang. Hier een krachtige melodie met akkoorden omspeelt.

Zang

Toonladder grapje ”Sound of Music”. Het is minder eenvoudig dan het hier wordt voorgesteld. Als je dit als koor even snel zou oplossen, dan kun je heel wat!!
Zang etudes zijn gemiddeld ontzettend saai. Er zijn veel liedjes voor beginners:
Sehnsucht nach der Fruhling, (WA Mozart), Schwarzkopf

Heideroslein in twee versies. Een Duitse door Fischer Dieskau, en een Nederlandse Jan Rot (de strekking is volstrekt duidelijk).

Strijkers

Bij een viool kun je tijdens de toon van intensiteit veranderen, terwijl ze de toonhoogte glijdend is (dan kunnen zangers ook). Piano’s kunnen dat NIET. Je slaat aan en de toon sterft uit, terwijl de hoogte vast is.
Bij Pizzicato geldt dat niet. Dan sterft het geluid ook uit.
Bij de viool moet je zuiver kunnen spelen. Dus je moet goede oren hebben. Men spreekt van INTONEREN. Als iemand iemand niet goed intoneert, dan speelt of zingt hij/zij gewoon vals. Pianisten hebben daar dus geen last van, en moeten vaak veel noten tegelijk spelen.
Fragment 1 (a-klein) en Fragment 2 (C-groot):  uit 42 etudes voor viool (Kreutzer)
Raad eens wat er geoefend wordt
Na veel oefenen kun je dan Mendelssohns vioolconcert spelen (Op.64, e-klein): met Janine Jansen, met Gewandhausorchester Leipzig, olv Chailly. Allegro (zie notenbeeld voor het thema), Andante, Allegro non Troppo

Het is Mendelssohn’s (1809-1847) enige concert voor viool en orkest. Opgedragen aan  de vaste violist vh Gewandhauseorkest (bestond dus al!!): Ferdinand David.
Heeft er 6 jaar over gedaan voordat hij het liet uitvoeren (iedereen was bang voor ”Beethoven”. Het mocht niet nageaapt worden, zeg maar)
Eerste uitvoering in 1845. Is zeer populair geworden en gebleven.

Oefening in Orkestratie

Ravel had een Spaanse moeder en werd gevraagd een stuk te schrijven voor de danseres Ida Rubinstein. Aanvankelijk een variatie op Iberia (Albeniz). Ravel was handig in het omzetten naar orkest.
Hij besloot zelf iets te maken op een zich voortdurend herhalend thema wat voortdurend van Stem (instrument) wisselt. Hij dacht dat iedereen het wel oervervelend zou vinden: Het werd een kaskraker: De Bolero
Bekijk/luister naar de wisseling van de instrumenten en check bij het kijken en kuisteren ernaar het volgende lijstje:
Kenmerken: Van zacht naar steeds massaler op een thema
Aan het eind verspringt de toonsoort omhoog (modulatie)
Er zijn melodiedragers en begeleiders
trommel
Dwarsfluit, klarinet
Pizzicato violen, harp
Fagot,
Klarinet, hobo, trompet (demper)
Saxofoon, sopraan sax
Piccolo’s, klokkenspel
Hoorns, 3xhobo, trombone
Al het hout, strijkers
Pauk

Samengevat

Vandaag hebben jullie iets geleerd over muziektheorie
Je weet wat toonladers zijn, en iets over toonsoorten (mineur, majeur)
Je kunt instrumenten goed onderscheiden als ze etudes spelen: akkoorden, toonladders
Muziek bestaat uit ontelbare combinaties van die tonen, in allerlei volgordes en akkoorden en kleuren

Reacties

Populaire posts van deze blog

J02 Franz Liszt

J01 Met Maria op stap

I01 Saint-Saëns