F01 Muziek uit het Verenigd Koninkrijk: Middeleeuwen en Renaissance

 Late Middeleeuwen

Zoals overal in Europa reisden muzikanten over alle grenzen heen. Maar omdat het Verenigd Koninkrijk een eiland is, ligt het toch iets anders. Zo gemakkelijk was het nou ook weer niet om even over te steken. Bedenk ook nog dat Het VK bestond uit verschillenden delen en daarmee verschillende culturen met hun eigen volksmuziek. We hebben tenslotte Engeland, Wales, Schotland en Ierland. Probleem is dat we geen genoteerde volkswijsjes van toen hebben. Wat opgeschreven is komt van overgewaaide kerkmuziek (Italië) en muzikanten die aan kloosters of hoven verbonden waren.

Hoe verder we terugkijken in het verleden des te lastiger het is om muziek boven water te krijgen. De eerste die ik tegenkwam was John Dunstaple (evt Dunstable) (1390-1454). We weten eigenlijk niets over hem, hij moet welopgevoed en vermogend zijn geweest. Er zijn enkele astrologische geschriften, maar het meeste is verloren gegaan. We weten ook dat hij geen geestelijke was, want in de parochie waar hij leefde dragen vrouwen en kinderen zijn naam. Er is wel geestelijke en wereldse muziek bewaard gebleven.

Als ijkpunt luisteren we toch eerst even naar muziek van Hildegard van Bingen. Dat was dus uit Duitsland en zeker in het begin van de westerse muziek, kwam het vaak allemaal op hetzelfde neer. Drie eeuwen (!) terug hoor je eenstemmige muziek (met een grondtoon (bourdon)). Het Spiritus Sanctus Vivicans. Je zult begrijpen hoe bijzonder het is dat we van deze vrouw nog iets kunnen horen..... (ze had nl haar eigen notenschrift!)

Terug naar John. Hij heeft gewoond/connecties met St Abans Abdij (Hertfordshire) bij London. Hij bezat grond in Frankrijk, dus daar zal hij ook wel geweest zijn....

Zijn muziek: Ook Engeland kende zijn reformatie (Hendrik VIII) en bij de onteigening van al die kloosters zijn vele origineel manuscripten verloren gegaan. Het meeste is teruggevonden (kopieën) in Noord Italië en Duitsland. En dat betekent natuurlijk dat hij BEKEND was. Alles is een ramp voor musicologen, kopieen werden vaak anoniem gemaakt en de muziek gepikt. Zijn invloed was groot (ook op scholen), want je komt zijn naam voortdurend tegen.

Welke muziek is er dan wel: Van vijftig stukken weten we dat het van zijn hand is. We horen een hoofs lied. Het is een motet: een gezongen meerstemmig (Polyfoon) lied, waarbij Dunstaple gebruik maakt van quinten/kwarten en vooral tertsen. Dat was al heel wat. Door de beperking van de akkoorden klinkt de muziek "simpel"

Quam Pulchra es

Quam pulchra es et quam decora carissima in deliciis

Statura tua assimilata est palmæ, et ubera tua botris

Caput tuum ut carmelus

Collum tuum sicut turris eburnea

Veni dilecte mi; egrediamur in agrum

Et videamus si flores fructus parturiunt, si floruerunt mala punica. Ibi dabo tibi ubera mea

Alleluia


Wat ben je mooi en wat ben je mooi, mijn liefste schat

Je gestalte wordt vergeleken met een handpalm en je borsten met een tros

Je hoofd is als Carmel

Je nek is als een ivoren toren

Ik kwam, mijn geliefden; laten we het veld in gaan

En laten we kijken of de bloemen vrucht zullen dragen, of de slechte bloemen zijn uitgebloeid. Ik zal je daar mijn borsten geven

Halleluja


Een tweede figuur die we tegenkomen in de (ook late) Middeleeuwen is Leonel Power (~1380-1445). Hij was vooral bekend om zijn gewijde muziek. Over hem is evenmin veel bekend. We weten dat hij in Kent heeft gewoond en dus wel te maken moet hebben gehad met Canterbury. 


Hij was er koordirigent. In feite was hij minder bekend dan John Dunstaple, ware het niet dat zijn naam is verbonden aan een wereldberoemd geschrift:  Old Hall Manuscript: een boek vol met Engelse sacrale muziek. Het aardige is dat de missen zijn opgedeeld in secties dus: alle credo's bij elkaar, alle sanctussen etc. Het is een soort verzameld werkt over twintig jaar, waarin Lionel vaak voorkomt (hij was dus uitverkoren).

Zelfs wordt een Roy Henry vermeld als een van de componisten in dit boek. Dat zou dan dan of Henry IV of Henry V (meest wsch) moeten zijn geweest.

We horen een Sanctus van Lionel: het lijkt weer driestemmig te zijn, dus polyfoon. 

De muziekstijl met de nieuwe akkoorden van tertsen en kwarten wordt ook wel Ars Nova genoemd, oftewel de nieuwe kunst. Het ontstond vooral in Europa: Italie en Frankrijk rond de 13de eeuw. Onze Lionel en John hobbelde er eigenlijk een beetje achteraan en dat wordt dan ook wel de Engelse Manier (Contenance Angloise) genoemd.

Muziekstijlen gaan altijd geleidelijk in elkaar over, ook vooral omdat het per gebied verschilt. De nieuw opkomende stromingen kwamen vooral uit Vlaanderen (De Lage Landen!).


Contenance Angloise

Kijken we een halve eeuw verder dan komen we bij twee belangrijke componisten: Walter Frye (1420-1475) en John Hothby (1410-1487). De composities met meer tertsen, sexten etc. worden meer uitgewerkt in Polyfonie. Ave regina caelorum van Walter


Ave regina caelorum,
Mater regis angelorum
O Maria, flos virginum,

Velut rosa velut lilium.
Funde preces ad Filium
Pro salute fidelium,

O Maria, flos virginum,
Velut rosa velut lilium.



Hail, queen of heaven,
mother of the king of the angels,
Mary, flower of virgins,

like as the rose and the lily.
Pour forth prayers to your Son
for the salvation of the faithful,

Mary, flower of virgins,
like as the rose and the lily.


Wat opvalt is natuurlijk de meerstemmigheid, maar ook dat de ritmes van de zang door elkaar lopen. Het klinkt dus niet tegelijk. Er werd op die manier best ingewikkelde muziek gemaakt. De eerlijkheid gebiedt dat ik heel weinig tegenkwam van deze periode.


Nu waren er behalve kerken natuurlijk ook gewone mensen op het eiland. We spreken van seculiere muziek (wereldlijke muziek).  Hier is natuurlijk minder van opgeschreven, maar reken er maar op dat de gewone man/vrouw de volkswijsjes zongen die in die tijd opgang golden. Het waren de Bards in Wales en Schotland die de Keltische volkscultuur verspreidden: het waren dichters, acteurs en zangers, vaak tegelijk. In Engeland waren het de Minstrelen die die "klus" op zich namen. Ze zwierven meestal rond de kastelen, want daar was geld te verdienen. Verder kwamen de troubadours ook uit Europa overgevaren. We onderscheiden drie belangrijke vormen van deze muziek:

Canons, Antifonen en Carols


Canons (Rounds): Dus denk aan Vader Jacob, waarbij de melodie verschuift.

We luisteren naar: Sumer is icumen is wsch van Wycombe (zelfs ouder dan Dunstaple)



 Canons waren natuurlijk leuk om te zingen en dat gebeurde dus ook.


Antifonen: Beurtzang. Op zich waren die ook religieus, maar dan wel door de gewone man/vrouw  gezongen zeg maar. Het probleem is nu dat ik geen seculiere antifoon kon vinden. Dan maar een religieuze en wel een die komt uit het Eton Songbook met liedjes gewijd aan de heilige maagd. Ze zijn heel kort, dus we kunnen er een paar horen. Het is niet allemaal om de beurt, maar ok het zijn antifonen. Het klinkt eigenlijk al wat modern. Ook dat Eton book heeft de boekenstorm overleefd (althans een gedeelte). John Browne is de meest vermelde componist in dat boek.


Carols: waren eenvoudige liedjes (vaak op de Kerst gebaseerd). Carols bestaan nog steeds als kerstliedjes en hebben daarom de grootst bewaarde traditie. Er wordt op gedanst en ontstaan vanaf de 12de eeuw. Het was ook de bedoeling dat het gewone volk vertaalde (uit het Latijn) liedjes ging zingen. We gaan luisteren naar Coventry Carol (16de eeuw) door het Kings College Choir in Cambridge. Die hebben een enorme reputatie.


Lully, lullah, thou little tiny child

Bye bye, lully, lully

O sisters too, how may we do

For to preserve this day?

This poor youngling for whom we do sing

"Bye bye, lully, lully"?

Herod the king, in his raging

Charged he hath this day

His men of might in his own sight

All young children to slay

That woe is me, poor child, for thee

And ever morn' and day

For thy parting neither say nor sing

"Bye bye, lully, lully"

Lully, lullah, thou little tiny child

Bye bye, lully, lully



Renaissance

Het is onvermijdelijk, maar we moeten de Renaissance in. Een periode in de kunst die enorme vernieuwing met zich meebracht. Vooral ook omdat het een stuk seculierder werd. In Italië begon het en de stroming verbreidt zich door heel Europa. Het aardige is ook dat de muziek zich verplaatst naar hoven en opleidingen. Oxford en Cambridge waren gesticht en ene Henry Abyngdon kreeg de eerste graad in muziek in 1463! Als je dat vergelijkt met wat in Rusland gebeurde (niets) is dit dus heel bijzonder. Van die Henry hebben we overigens geen muziek. De muziek die we tot nu toe hoorden was uit de late middeleeuwen maar voor hetzelfde geld kun je het ook de vroege renaissance noemen. Het is lastig onderscheid te maken, anders dan dat de muzikale structuren steeds vrijer worden. 


We beginnen gewoon rond de 16de eeuw, want dan hebben we eindelijk keuze. 



Zo kennen we van John Taverner (ook weer missen-schrijver) een stukje instrumentele muziek In Nomine met een Viola Da Gamba, dat is een minicello (strijken) met zeven snaren EN frets zoals bij een gitaar. Je komt dit instrument overal tegen in de renaissance en de barok.

Muzikaal misschien onbelangrijk maar als vorst was Henri VIII dat natuurlijk wel met zijn zes vrouwen en alle ellende die hij veroorzaakte. Maar goed hij was belezen, dichtte en maakte muziek en maakt daarmee deel uit van de renaissance. Natuurlijk is alles wat die man opschreef vastgelegd, terwijl ook veel andere werken aan hem zijn verbonden, maar dat is meestal nep. We gaan luisteren naar Pastime with good Company

Hij schreef het toen hij 18 jaar net na zijn kroning in 1509. Het is opgedragen aan Catharine van Aragon, zijn eerste vrouw. Zoals bekend baarde ze hem geen zoon en Henry wilde van haar af met alle gedoe van dien. 

Het belangrijkste gedoe was wel het stichten van de Anglicaanse kerk, toen Henri VIII van de paus niet mocht scheiden. Hij pikte alle kloosters in en verwoestte heel veel documenten en daarmee belangrijke muziekbronnen. Jammer, zeg maar.... Misdadig ook.


We duiken de 16de eeuw in met Thomas Thallis (~1505-1585). Die vooral vocale werken heeft geschreven. 


Over zijn jeugd weten we weinig. Hij zou in Kent zijn geboren en als jongenssopraan in een Koninklijk koor hebben gezongen. Voor hetzelfde geld kan het in Dover zijn geweest. Hij diende later (organist, componist) onder Hendrik VIII, Edward VI, Mary I, Liesbeth I (hij werd dus redelijk oud). Hij was de grondlegger van de Angilcaanse koormuziek. Hij was aanvankelijk natuurlijk katholiek, maar hij paste zijn werk aan, aan de grillen/eisen van zijn werkgevers. Met zijn pupil William Byrd (1540-1623) verwierf hij het alleenrecht van Elisabeth I om zijn werk (polyphonische muziek) te laten drukken. Dan kwam ook omdat de muziekprinttechniek was verbeterd (patented) en Liesbeth subsidieerde dat.

We gaan horen "If ye Love me". Het klinkt als een koraal en is gebaseerd op Johannes 14

Het werd dus in het ENGELS gezongen en niet in het aloude Latijn


If ye love me, keep my commandments.

And I will pray the Father, and he shall give you another comforter, that he may 'bide with you forever;

E'en the spirit of truth;


Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij Mijn geboden bewaren.
En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn,
de Geest der Waarheid.


We gaan naar de leerling van Thomas en dat is William Byrd


Zijn muziek is een stuk complexer, en dus moderner. dan zijn illustere voorganger. William is van rijke komaf en geboren in London als eerste overlevende zoon (van drie). Het grappige is dat hij aanvankelijk protestants was, maar daarna katholiek. Echter: hij componeerde wat zijn werkgevers (Liesbeth I) hem opdroegen, dus ook weer anglicaanse muziek. Ik laat een instrumenteel werk horen uit het "
My Lady Nevells Booke". In die tijd een van de belangrijkste Toetsboeken, zeg maar van van de Renaissance periode. Ze zullen bij Liesbeth er wel vaak op geoefend hebben.

Muziek gaat dus meer en meer richting de hoven en wordt seculier.


De muziek onder Mary Queen of Scots (katholiek) en Liesbeth I (protestants) bloeide op. Beide dames regeerde best lang in Scotland resp. England en maakten muziek. Belangrijke instrumenten waren: de fluit (recorders), doedelzak, luit, zang, orgel, viola da gamba. Er werden allerlei ensembles gevormd, waarvoor muziek werd gemaakt.


We gaan naar een volgende belangrijke componist: John Dowland (~1563-1626). Het was een zanger en Luitspeler en heeft ook veel seculiere muziek geschreven. 


Het was was een hof specialist: In Frankrijk, in Denemarken en dus ook in England. Hij maakte dus kennis met de verschillende muzikale culturen. Koning Christiaen van Denemarken was dol op hem en betaalde hem vorstelijk. Maar hij kwam toch weer in Engeland terecht. We horen zijn "Flow my Tears" (Zang en Luit). Andreas Scholl zingt het

Flow, my tears, fall from your springs!

Exiled for ever, let me mourn;
Where night's black bird her sad infamy sings,
There let me live forlorn.

Down vain lights, shine you no more!
No nights are dark enough for those
That in despair their last fortunes deplore.
Light doth but shame disclose.


Never may my woes be relieved,
Since pity is fled;
And tears and sighs and groans my weary days, my weary days
Of all joys have deprived.

From the highest spire of contentment
My fortune is thrown;
And fear and grief and pain for my deserts, for my deserts
Are my hopes, since hope is gone.

Hark! you shadows that in darkness dwell,
Learn to contemn light
Happy, happy they that in hell
Feel not the world's despite.


Dowland is nog steeds een inspiratie voor veel luitspelers en gitaristen. We gaan iets horen uit Lachrimae, of de Zeven Tranen, waarbij John de muziekstukken beschouwde als tranen (oude, nieuwe, pijn, liefde, ...). Dit stuk is een pavane (een dans).

Een ander voorbeeld van Jan Akkerman een interpretatie van Brittania


De broertjes Wedderburn (1530)  kwamen uit Schotland. Ze componeerden ballades en ook satirische muziek. Hier hoor je toch de volksmuziek in de muziek doorklinken. We horen een Balulalow (Lullaby/slaapliedje voor kerst). Ontdekt door Benjamin Britten.


De lijst van renaissance componisten is schier oneindig lang met vooral onbeduidende componisten. Wat opvalt is dat zowel het orgel als het virginaal zijn intrede doet. Een virginaal is een eensnarig toetsinstrument een voorloper van het clavecimbel. In Europa was het een populair instrument: handzaam en veel dames speelden erop.

Hier zie je zo'n ding samen met een viola da gamba. De toetsen zit hier rechts (dan heet het muselaar). Er verschenen muziekboeken voor virginaal die werden samengesteld door drukkers uit verschillende van stukken van verschillende componisten. Dan maar een met een Nederlands tintje: John Bull

Een man met een onduidelijke afkomst, die ook zijn opleiding on Oxford voltooide en diende bij Elisabeth I. Verhalen gaan dat hij door haar op spionage werd gestuurd. Hij had met zijn talenten nu eenmaal overal gemakkelijk toegang. Verder was zijn leven zo losbandig dat hij werd verbannen en naar Antwerpen ging. We gaan iets uit het Fitzwilliam Virginaal book horen via YT. Een Gigue (ook alleen dans). Je ziet/hoort dan gelijk een virginaal.

Muziekperioden worden nooit abrupt afgesloten. Zo ook de stijlen van Renaissance naar Barok (met al die versieringen). We eindigen met Orlando Gibbons (1583-1625). 
Het was een overgangsfiguur die in verschillende muziekgenres en stijlen heeft gecomponeerd. Ook al is zijn oeuvre beperkt.  Het grappige is dat we niet weten of hij nou in Oxford of in Cambridge is geboren (iets met doopregisters). De laatste stand is dat hij in Oxford is geboren. Zijn vader komt uit ambachts geslacht en was stadsbestuurder. Papa was muzikaal en zijn broers (en zusters) ook. Ze zongen in het Kings Choir in Cambridge. Ook Orlanda zong in dat koor en hij zal daar zijn opleiding hebben gekregen (allemaal niet zo duidelijk). 
We gaan luisteren naar een van de beroemdste engelse madrigalen (onbegeleid, meerstemmig zangstuk): De Silver Swan. Heel mooi.

The silver Swan, who, living, had no Note,

when Death approached, unlocked her silent throat.

Leaning her breast against the reedy shore,

thus sang her first and last, and sang no more:

"Farewell, all joys! O Death, come close mine eyes!

 More Geese than Swans now live, more Fools than Wise."


Ook Orlanda mocht publiceren in een studieboek voor virginaal muziek: het "Parthenia"
Vrouwen werden dus niet geacht te componeren, maar wel de muziek te spelen. Tsja.....
We horen een prelude (voorspel, oefenspel); het is zeer virtuoos..(op clavecimbel). Ook Byrd en Bull werden in het boek opgenomen.
We horen een wedding anthem (een gelegenheidslied), waarin voorzang met koor en begeleiding te horen is. Allemaal ter gelegenheid van het huwelijk van de Earl of Somerset: Blessed are all they that fear the Lord (Psalm 128)

Orlando werd steeds beroemder en diende aan diverse hoven (Charles I, James I) en treedt daarmee in de voetsporen van Byrd en Bull.
We horen vervolgens een driestemmig stuk: Fantasy in 3 parts. Een strijktrio dus.Het is nog geen Bach, maar we horen langzaam maar zeker de Barok opduiken .

The hymns and songs of the church. Drop, drop slow tears

Drop, drop, slow tears,

And bathe those beauteous feet 

Which brought from Heaven 

The news and Prince of Peace.

Cease not, wet eyes, 

His mercy to entreat 

To cry for vengeance 

Sin doth never cease.

In your deep floods

Drown all my faults and fears 

Nor let His eye

See sin, but through my tear


Op weg naar Canterbury krijgt Gibbon een hersenbloeding en sterft onverwacht. Hij wordt in de Kathedraal van Canterbury begraven.


Daarmee sluit ik de engelse renaissance af en gaan we naar de engelse barok met grote namen als: Henry Purcell en dan ook maar GF Händel.

Reacties

Populaire posts van deze blog

J02 Franz Liszt

J01 Met Maria op stap

I01 Saint-Saëns